Is er leven voor de dood ?
We raken de laatste tijd niet uitgepraat over de dood, en dat hoeft niet eens een slechte zaak te zijn.
Zo ging ik afgelopen weekend in debat met regisseur Milo Rau over zijn voorstelling Familie, die gebaseerd is op een waargebeurd verhaal van een gezin dat collectief uit het leven stapt zonder aanwijsbare reden. ‘We hebben het verkloot, sorry’ waren de enige woorden die het achterliet. Aan het eind van de voorstelling zegt een van de dochters: ooit gaan we toch allemaal dood, dus waarom nu niet? Slik.
Daarnaast is euthanasie niet uit de actualiteit weg te branden. In de weekendkrant konden we het moedige getuigenis lezen van de ouders van Eva Claessens, die in 2011 haar euthanasieverzoek ingewilligd zag (DS Weekblad 25 januari). En er is natuurlijk het in alle opzichten pijnlijke en controversiële proces over de euthanasie van Tine Nys. Of haar vroegtijdige dood te vermijden was, zal waarschijnlijk altijd voer voor discussie blijven. De noodzaak van een evaluatie van de euthanasiewet en het precaire karakter van de psychiatrische diagnostiek zijn nogmaals aangetoond.
De dood dus. Waarom willen mensen sterven? Omdat het niet meer lukt te leven, en dat is best een pijnlijke vaststelling. Ons land kent een alarmerend hoog suïcidecijfer en er liggen parlementaire voorstellen op tafel over de uitbreiding van de wet op euthanasie naar voltooid leven, met als grote argument dat mensen anders zelfdoding zouden plegen. Vanwaar die hunker naar meer dood? Is de dood belangrijker geworden dan het leven? Met de analyse van een doodswens kun je veel kanten op. Gaat het om hét leven of zijn het de omstandigheden die ons naar de dood doen uitkijken?
Dat anderen zich met ons bemoeien, is de reden waarom het leven ertoe doet
Over hét leven staat een halve filosofiebibliotheek ter beschikking: van Seneca en Michel de Montaigne tot Martin Heidegger en Albert Camus. Die metafysische beschouwingen neigen weleens naar hysterisch aandoende klachten over de zinloosheid van het bestaan. Dat is nergens voor nodig. Natuurlijk heeft hét leven geen zin, maar een volstrekt kil en absurd universum hoeft geen betekenisvol mensenleven in de weg te staan.
Toch is er meer. Het klopt wat Heidegger een kleine eeuw geleden schreef: het menselijke bestaan kijkt onvermijdelijk uit op de dood – ‘Sein-zum-Tode’ heet het in zijn hoofdwerk Zijn en tijd. Geen leven zonder angst voor de onvermijdelijkheid van het niet-zijn. In deze tijd komt de angst voor het lijden daarbovenop. Niet alleen omdat zelfbeschikking belangrijker is geworden, maar ook door een betere geneeskunde. Hoe beter we ziektes kunnen bestrijden, hoe kleiner de tolerantie tegenover wat we nog niet in onze greep krijgen. Zoals mentale stoornissen en psychisch lijden. Zelfs als we machteloos staan, moet er vanuit de logica van het maakbare leven iets gebeuren. Liever actief dan passief, ook al is de actie destructief. Dat we het leven ondergaan, is blijkbaar ondraaglijk geworden.
Natuurlijk is het belangrijk om ellende te vermijden. Daarom hebben we zorgvuldige wetgeving nodig over het levenseinde en is het een goeie zaak dat goden en meesters daarover geen zeggenschap meer hebben. En ja, soms is uitzichtloos echt uitzichtloos. Toch mis ik iets in die apotheose van zelfbeschikking. Als het leven en bij uitbreiding onze dood vooral iets wordt waarmee anderen zich niet mogen bemoeien, veronachtzamen we dat de scheppende kant van het bestaan – ik, mijn leven, mijn carrière, mijn geluk, mijn ambitie – maar een kans krijgt omdat er ook altijd een schenkende kant is: sociale erkenning, geduld met ons gestruikel en gesukkel, nabijheid in de ochtend nadat je op een podium hebt gestaan en de aandacht verdwenen is. De schenkende kant biedt meteen het antwoord op de vraag waarom we überhaupt in leven willen blijven. Dat anderen zich met ons bemoeien is de reden waarom het leven ertoe doet. In het licht van de eeuwigheid verbleken onze persoonlijke merites al snel. Zelfs de grote schrijvers van onze tijd zijn twee generaties verder nog maar een vage herinnering. Alleen omwille van ons ‘zelf’ hoeven we dus niet te leven. En als ook hét leven een absurde aangelegenheid is, blijft er nog maar één iets over: de relaties die we met elkaar aangaan en de betekenis die we eraan geven.
Wat dan met het lijden, ondanks of dankzij die relaties? Volgens de legende liet de beeldhouwer Parrhasios een slaaf doodmartelen om het lijden van Prometheus natuurgetrouw in marmer te beitelen. Zo bont maken we het gelukkig niet meer. Lijden heeft op zich geen zin, dus laten we het niet cultiveren. Idem met de dood. Er zijn nog altijd heel wat goeie redenen om wel in leven te blijven, ook al gaat er lijden mee gepaard. Zijn we dat in al onze drukdoenerij om de dood niet een heel klein beetje vergeten?
Euthanasie wordt stilaan medisch begeleide suïcide
René Stockman vreest dat euthanasie bij uitzichtloos psychisch lijden als een alternatieve vorm van therapie gaat gelden.
Ook al heeft hij er niet zelf op aangedrongen dat het euthanasieproces er zou komen, beklemtoont hij.
Wie? Generaal-overste van de Broeders van Liefde.
Wat? De psychiatrische zorg moet lijden dat als uitzichtloos ervaren wordt, proberen milderen. Niet de ‘suïcidegedachte verleggen naar een euthanasievraag’.
Het is niet mijn gewoonte om assisenzaken te volgen, maar bij het recente euthanasieproces in Gent waren er twee redenen om dat wel te doen. Vooreerst de zaak zelf, over euthanasie bij uitzichtloos psychisch lijden en hoe de maatschappij daarmee vandaag omgaat. Maar ook omdat mijn naam werd genoemd als iemand die betrokken zou zijn om de zaak voor het gerecht te brengen. Sommigen hoopten zelfs dat ik daarover onder ede zou getuigen. Ik zou daar geen problemen mee hebben gehad, want mijn betrokkenheid bij het hele proces is nihil, en het vermoeden is alleen ontstaan bij sommigen die door dat complotdenken nog eens hun gal konden spuwen op de kerk. Iemand noemde het in mijn plaats gewoon krankzinnig, en dat is het enige juiste woord dat we hier kunnen gebruiken. Ik beschouw het bovendien als laster en eerroof.
Onze grote bekommernis blijft euthanasie bij uitzichtloos psychisch lijden, dat verder zou kunnen uitgroeien tot een alternatieve therapie in de geestelijke gezondheidszorg. Tal van psychiaters en psychologen gaven al aan dat dit niet te verzoenen valt met goede psychiatrische zorg. We zitten op een hellend vlak met zeer gevaarlijke consequenties, niet het minst voor de allerzwaksten in onze samenleving.
Er ligt een grote verantwoordelijkheid bij de artsenverenigingen om orde op zaken te stellen. Geneeskunde moet altijd gericht zijn op het genezen, en als geen genezing meer mogelijk is, is haar opdracht de pijn en het lijden te verzachten – wij zijn immers ook geen voorstander van therapeutische hardnekkigheid. Dit geldt zowel voor de somatische als de psychiatrische geneeskunde.
Voor altijd uitzichtloos?
Mijn betrokkenheid bij het hele proces is nihil. Sommigen konden via complotdenken nog eens hun gal spuwen op de kerk
Het klinkt zeer bedenkelijk dat een van de artsen na de vrijspraak in het euthanasieproces verklaarde dat ze meer middelen en mensen nodig heeft om meer patiënten te begeleiden om de suïcidegedachte die bij hen leeft, te verleggen naar een euthanasievraag. Euthanasie evolueert dus verder naar medisch begeleide suïcide en een nieuwe therapievorm in de psychiatrische hulpverlening. Hebben de overheid en de samenleving niet de plicht om méér aandacht en middelen te investeren in de zorg voor psychisch gekwetste kinderen en jongeren, gebroken gezinnen, eenzame personen en volwassenen met ernstige psychische problemen, eerder dan zelfdoding in de vorm van euthanasie verder te faciliteren?
Laten we hopen dat het hier op termijn geen economische afweging wordt van kosten en baten. Dat zou het einde betekenen van een humane samenleving.
Bij somatisch lijden is de onomkeerbaarheid van een aandoening objectief vast te leggen via diagnostische criteria, bij psychisch lijden is dat helemaal niet zo. Per definitie is psychisch lijden dikwijls uitzichtloos. Hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg geven dat ook aan: het ‘nu’ kan voor een mens in nood eindeloos lijken, maar dat betekent niet dat dit ‘voor altijd’ is. Bij zwaar psychisch lijden kunnen er plots positieve evoluties optreden die voorheen niet te voorspellen waren. Daaruit moeten zorgverstrekkers in alle eerlijkheid besluiten dat de bestaande diagnosemodellen geen sluitende criteria bevatten om een euthanasievraag bij psychisch lijden objectief te evalueren.
Zowat elke zware psychiatrische patiënt vindt van zichzelf dat zijn situatie ‘ondraaglijk’ en ‘uitzichtloos’ is: daarin moeten psychiaters en therapeuten juist verandering proberen te krijgen. Menig psychiater – en niet alleen in katholieke kringen – geeft ook aan dat suïcidale patiënten behandelen zo goed als onmogelijk wordt zodra de deur openstaat voor hulp bij zelfdoding.
Bij dit alles zou het belang van de menselijke verbondenheid meer moeten worden onderlijnd. In de woorden van Nietzsche: ‘Hij die een reden tot leven heeft, kan vrijwel alle omstandigheden verduren.’ Verbondenheid met anderen herstellen en iemand het gemeende gevoel geven – ook als deel van de professionele begeleiding – dat hij er ondanks een zware psychische aandoening toch nog bij hoort, kunnen wonderen verrichten.
Het voorbeeld van Oregon
Durven we het aan om onszelf als hulpverlener en de kwaliteit van ons handelen in vraag te stellen als we euthanasie als ultieme ‘behandeling’ voorstellen en/of uitvoeren? Blijft de hulpverlening niet in gebreke als ze er niet in slaagt de consequentie van de ziekte, namelijk de uitzichtloosheid, te bestrijden en te milderen? En welke dienst wordt aan patiënten geboden als hulpverleners gaan suggereren dat euthanasie een mogelijke ontsnappingsroute is bij psychisch lijden dat op dat ogenblik als uitzichtloos wordt ervaren? Het is een aanbod dat vraag creëert, en andere perspectieven uitsluit of verduistert. Zo is in de Amerikaanse staat Oregon het aantal zelfmoorden daardoor juist toegenomen.
De geschiedenis van de psychiatrische zorg is er altijd één geweest van creatief zoeken hoe men mensen uit een uitzichtloze situatie kon bevrijden. Pioniers zochten hoe ze perspectieven konden geven aan mensen, en alle behandelingen die de revue passeerden waren pogingen, soms met matig succes, om de levenssituatie van deze mensen te verbeteren. Die evolutie wordt mooi geïllustreerd in ons Museum Dr. Guislain te Gent. Gaan we die trend nu doorbreken door euthanasie bij uitzichtloos psychisch lijden te installeren en te formaliseren?
Het euthanasieproces zou bij vele geneesheren en hulpverleners in de psychiatrie behalve onzekerheid over eventuele juridische gevolgen ook gewetensproblemen hebben veroorzaakt. Laten we hopen dat hulpverleners nauwkeuriger zullen luisteren naar hun geweten, en zich niet laten meeslepen door wat een zogenaamde meerderheid denkt die louter op basis van emoties reageert, en euthanasie als een werk van barmhartigheid beschouwt.
Over leven en dood wordt nu eenmaal niet beslist via meerderheden. Ook dat zou de geschiedenis ons moeten leren.
RENÉ STOCKMAN